Column

De inflatie van het Deltaplan

Er lag een klein blauw boekje op de deurmat. ‘Het water komt’, stond erop, de brief aan alle Nederlanders van historicus Rutger Bregman en de Nationale Postcodeloterij. Aan de hand van de geschiedenis van poreuze dijken en een heldhaftig Deltaplan maant Bregman ons tot actie. Laat het ons niet weer overkomen dat we wel hoorden, maar niet wilden luisteren, profeteert deze moderne Noach.

‘Laten we het Deltaplan heilig verklaren, op bedevaart gaan naar de Deltawerken’

Terwijl we de dreiging van het water lijken te zijn vergeten, heeft het gebruik van het woord deltaplan juist een vlucht genomen. In het FD werden alleen al in 2019 liefst vijftien deltaplannen aangekondigd. Er waren deltaplannen voor mobiliteit, de arbeidsmarkt en cybersecurity, maar ook voor bijen en – natuurlijk – voor boeren. Dieptepunt was het Deltaplan Vergrijzing, dat ons land klaar moest stomen voor – je verzint het niet – de ‘vergrijzingstsunami’. Slechts een van de vijftien had iets met het daadwerkelijke Deltaplan van doen.
Dat een woord met zo’n grote culturele waarde een gevleugelde uitspraak wordt, is op zich niet erg. Het past in onze tijd van hyperbolen, waar een probleem al snel een Crisis is, die een krachtdadige oplossing vereist. Maar als alles de ernst van een deltaplan heeft, wordt het als in de fabel van Aesop: de zoon van de schaapherder die tot drie keer toe voor niks ‘wolf’ riep, werd een vierde keer niet meer gehoord.

Er is nog een ander probleem met het overdrachtelijke deltaplan. Het suggereert dat het probleem van buiten komt, dat de verantwoordelijkheid voor de Crisis elders ligt. Een radicaal andere koers is zo gerechtvaardigd, want waag het eens om tegen een deltaplan in te gaan. Erg duurzaam is die deltaplanretoriek echter niet, blijkt bijvoorbeeld uit het Deltaplan Ouderenzorg uit 2012. Al in 2016 werd geroepen om een nieuw deltaplan, ‘een strak meerjarenplan’ om het vorige op orde te krijgen.
Ik moest denken aan het derde van de tien geboden, ‘gij zult de naam van de Heere, uw God, niet ijdel gebruiken’, dat ik vroeger elke zondagochtend in de kerk hoorde. Het leerde ons dat we niet mochten vloeken, maar ook dat we God niet voor ons karretje mochten spannen.
Het lijkt me een nuttig gebod om toe te passen op het Deltaplan. Het plan is ons bestaansrecht, onze enige kans op voortbestaan in de polder. Laten we zijn naam reserveren voor bescherming van de Delta en nooit meer ijdel gebruiken voor het zoveelste strakke meerjarenplan. Laten we het Deltaplan heilig verklaren, op bedevaart gaan naar de Deltawerken, en elke 31 januari twee minuten stilte houden – opdat wij niet vergeten hoe bar slecht ons geheugen is.

Hilde Sennema is schrijver en bedrijfshistoricus, verbonden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Reageer via columnist@fd.nl.