Column

17 miljoen menselijke maten

Het was een chagrijnige week. Niet het besluit over de avondklok zat me dwars (al kwam het chagrijn van meneer Sennema daarover mijn humeur niet ten goede), maar de schijnvertoning van het debat over de toeslagenaffaire. Mijn chagrijn betrof Rutte, die zijn morele kompas kalibreerde op de waan van de dag, en Wilders, met zijn staccatozinnen en geveinsde gebrek aan zelfkennis. Maar vooral ergerde ik me aan het pleidooi voor de menselijke maat, een mooi begrip in theorie, maar in dit verband zo betekenisloos dat ik er bijna cynisch van werd.
De architect Le Corbusier hield van de menselijke maat. Het tekort aan betaalbare woningen na de Tweede Wereldoorlog ging hij te lijf met een maatvoering gebaseerd op de mens, geïllustreerd door de Modulor: een uitgestrekte figuur, van top tot teen opgemeten in een tabel. Op basis van deze Modulor berekende Le Corbusier hoe je zoveel mogelijk woningen van acceptabele grootte in een woongebouw kwijt kon. Het resultaat was ‘l’Unité d’Habitation’, waarvan de eerste in Marseille werd gebouwd.
Voor Le Corbusier was de menselijke maat rationeel en voorspelbaar. Zoals een auto zich verhield tot de snelweg, zo verhield de mens zich tot zijn woning. Dat bleek een illusie: de meeste mensen willen het liefst een vrijstaand huis met een tuintje, geen cel in een woonfabriek.

‘De mens als maat aller dingen, hoe goed bedoeld ook, kan rampzalige gevolgen hebben’

Die menselijke maat is dus een relatief begrip. De versie waarvoor de afgelopen week in de Tweede Kamer en media gepleit werd is een andere, en op zijn eigen manier problematisch: de menselijke maat van 17,4 miljoen individuen.
Je kunt geen ministerie binnenlopen of je ziet een galerij met hoofden en verhalen van burgers. Twitter lijkt het beleid te bepalen: hoe schrijnender het verhaal, hoe meer retweets, en hoe groter de kans dat een Kamerlid of minister als Messias langskomt en weer een nieuwe regel of uitzondering bepleit. Nog los van de regeldruk die dat oplevert, laat de toeslagencrisis zien dat ook voor het individu met de niet-westerse achternaam een uitzondering gemaakt wordt – in negatieve zin.
Of het nu gaat over de tabellen van Le Corbusier of de algoritmes van Twitter: de mens als maat aller dingen, hoe goed bedoeld ook, kan rampzalige gevolgen hebben. De afgelopen week werd pijnlijk duidelijk dat onze bestuurders, onze wetgevers en onze bureaucraten allemaal in de valkuil van N=1 waren getrapt, en onmachtig waren dat te onderkennen.
Onderkennen is de eerste stap, de tweede is zoeken naar een nieuw optimum: tussen verhalen en getallen, tussen volgzaamheid en flexibiliteit, tussen BSN zonder gezicht en Twitterbericht.

Hilde Sennema is freelance schrijver en bedrijfshistoricus, verbonden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Reageer via opinie@fd.nl.