De filantropie van de bezorgmaaltijd
Het is net echt. Ik leg de antipasti op de borden en schenk de glazen vol met Valpolicella. Dat het eten van onze lievelingsitaliaan hier op tafel staat voelt als een klein wonder. Een moderne filantropische daad, bovendien: de lokale ondernemers zijn gesteund, de smaakpapillen worden verwend. Doing well by doing good, zouden ze in Amerika zeggen.
En ik ben niet de enige: modebedrijven gingen in maart opeens handgel en mondmaskers produceren, om niet, of in elk geval zonder winstoogmerk. Ook op kleinere schaal kon ons geld goed gebruikt worden, door het Rode Kruis of Help de Horeca, al leek de urgentie in de zomer even weg toen de terrassen weer vol zaten.
Maar het gevaar was niet geweken. In september pleitte filantropiehoogleraar Theo Schuyt in Trouw voor het nemen van aandelen in je plaatselijke theater. Ook riep hij de overheid op om – juist nu, nu we zoveel publiek geld besteden aan het aanvullen van inkomens en het op de been houden van noodlijdende bedrijven – voor te sorteren op een systeem waar bij private financiering meer ruimte moet krijgen.
‘Voor de filantroop die ook maar een beetje belasting ontwijkt, zijn donaties niet meer dan een aflaat’
Na het decennialange overheidsmonopolie van de verzorgingsstaat is dat niet meer dan natuurlijk, volgens Schuyt.
Mij lijkt de tijd van voor de verzorgingsstaat niet iets waarnaar we terug moeten willen. Die werd gekenmerkt door een grote inkomensongelijkheid, waarvan de uitwassen – slechte woonomstandigheden, grove armoede, ongeletterdheid – slechts incidenteel en vooral symbolisch met de mantel der mensenliefde werd bedekt.
Helemaal in crisistijd klinkt het verhaal van Schuyt heel aannemelijk. Maar ook nu filantropie-adviseurs en vermogensbeheerders steeds preciezer kunnen uitrekenen hoe jouw filantropische venture de meeste impact heeft, laait de discussie op over in hoeverre weldoen ongelijkheid vermindert of juist bevordert. Zelfs superfilantroop Bill Gates pleit vooral voor hogere belastingen om die ongelijkheid tegen te gaan.
In Nederland hebben we geen Bill Gates, en de inkomensongelijkheid is hier niet zo extreem als in de VS. Maar ook hier wordt waarde gecreëerd door het elders te onttrekken. Te lage salarissen, slechte arbeidsomstandigheden, belastingontwijking: voor de filantroop die zich daar ook maar een beetje schuldig aan maakt, zijn donaties niet meer dan een aflaat.
Goed doen is belangrijk, en, in het geval van eten bestellen bij het lokale restaurant, ook domweg lekker. Maar laten we oppassen met ‘juist nu’ de deur open te zetten naar meer private invloed op onze publieke zaak. Schaarste is een slechte raadgever.
Hilde Sennema is freelanceschrijver en bedrijfshistoricus, verbonden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Reageer via columnist@fd.nl.